REPORTAGE

 

Broeklander fokkerij stopt

Anna’s, Renske’s, Martha’s, Ella’s ... ze fokte er vele, en vooral mooie. Zo had ze in de top 12 van Mooiste Witte Geiten van 2017 wel vier dieren staan.
Aline Gortemaker fokt lengte en diepte, sterk beenwerk en goede uiers.
Samen met Peter van der Kooij verzorgt ze 200 geiten in Broekhuizen in Drenthe.
Maar na achttien jaar zien ze hun droom in duigen vallen.

Hij is hevig teleurgesteld, zij is met name verdrietig. “Het plezier is eraf, het is niet meer het bedrijf dat we voor ogen hadden en zo kan ik er niet meer iets voor mezelf uithalen. Er moet wat gebeuren, anders kost het ons te veel van onszelf.” Het zijn heftige woorden van Peter.
Nee, het gaat niet om een tijdelijke dip. “Soms is een tandje erbij zetten nodig. En dat hebben we ook vaak gedaan. Maar nu brengen we het niet meer op. We zijn opgebrand.”
PROFIEL
Naam: Aline Gortemaker en Peter van der Kooij
Woonplaats: Broekhuizen (Dr.)
Bedrijf: Biologische geitenhouderij Broeklander. Achttien jaar lang combineerden Peter en Aline de geitenhouderij met geitenfokkerij en een zorgboerderij. Het was hun ideaal. Door veranderde regelgeving kunnen zij hun bedrijf niet meer uitvoeren op de manier die zij voor ogen hebben en die bij hen past.
Aline Gortemaker op de plek waar ze op haar best is: tussen de geiten.
Peter en Aline vertellen heel open over de reden waarom ze stoppen, en willen nog graag een keer Aline’s fokkerij onder de aandacht brengen.

Droom ontnomen
Fokkerij is de passie van Aline en was onderdeel van het bedrijf. Het grotere levensdoel van Peter en Aline was om, op een biologisch bedrijf, het werken met dieren te combineren met het werken met mensen. Zo startten zij als zorgboerderij: een boerenbedrijf dat de zorg ernaast deed.
“Dat zagen wij als het ideaal; mensen moesten naar eigen vermogen mee kunnen draaien in het bedrijf. Zo hebben we dat ook jaren gedaan. Door de intensieve begeleiding – soms een op een – die wij boden konden mensen trekker en shovel leren rijden of veilig met een bosmaaier werken. Voor anderen was juist het handwerk het meest geschikt, en daarom hielden we bijvoorbeeld het voeren van de geiten eenvoudig, zodat ze met een kruiwagen het werk konden doen.”
Doordat steeds meer doelgroepen hun plek vonden op een zorgboerderij veranderde de regelgeving, en nu moeten zorgboerderijen aan dezelfde regels voldoen als een zorginstelling. “Dat past niet bij ons. Wij kunnen niet meer op de manier werken die wij voor ogen hebben, en dat ontneemt ons het plezier in het werk. Bovendien heeft de jarenlange verantwoordelijkheid voor onze mensen en voor ons bedrijf veel van ons gevraagd. We raken opgebrand.”
Het betekent dat het bedrijf en de geiten te koop zijn. En dat de topfokkerij van Aline stopt. Laten we nog eenmaal goed luisteren en kijken naar haar fokkerij.
Martha LR 21 als vierjarige, net voordat ze twee erg grote bokken kreeg van zes kilo en vijf kilo. Renske Jo 19 als vierjarige, aan het eind van een vierlingdracht. Opvallend zijn haar hoge lendenen. Dat wordt door veel fokkers en inspecteurs als minpunt gezien, Aline ziet het als een positief punt; het geeft kracht aan een geit. Menno (V. Markus fan de Geitenbreche), een rustige, vriendelijke bok. Zijn moeder is Anna Ur 6, één van Alines favoriete geiten die vorig jaar AV 90 kreeg. De moeder van Menno's vader werd een paar jaar geleden bij de Nationale kampioen melkgeiten.
Observeren als kunst
In 2000 namen Peter en Aline tachtig geiten over van een echtpaar dat stopte. Aline, opgegroeid op een melkveebedrijf: “In die geiten zag ik de melkkoe, en dacht: daar kun je mee fokken.”
Het eerste wat Aline deed was zich een goed beeld vormen van de dieren. “Welke geiten spreken me aan en waarom? Naast dat ze natuurlijk een goede productie moesten hebben, waren dat toen geiten die wat robuuster waren en goed beenwerk hadden. Ze hadden ook vaak een mooie hals en een sprekende kop.”
Het belangrijkste middel dat Aline inzet bij de fokkerij, is haar observatievermogen. “Je moet je dieren goed kennen. Dus ik observeer heel veel; ik zit soms uren tussen de geiten, alleen om te kijken.” Daardoor kwam Aline er al snel achter dat geiten die wat rond geribd zijn, meer moeite hebben met de dracht, en dat bij die geiten ook vaker een lastige verlossing voorkomt. “Ze hebben letterlijk niet voldoende ruimte in hun lijf. Ze zijn vatbaarder voor slepende melkziekte omdat er aan het eind van de dracht te weinig ruimte is voor de groeiende lammeren, de pens en andere organen.”
Het werd het eerste fokdoel van Aline: geiten met lange ribben en desnoods liever te plat dan te rond.
De geit die op dit punt veel invloed in de Broeklanderstal heeft gehad is Martha LR 21 (Laros, 1998). “Die geit had enorm veel diepte in haar lijf en gelukkig ook een fraai uier en een goede productie. Nu hebben we geiten die helemaal niet zo dik lijken aan het eind van de dracht en waar dan vier flinke lammeren uit komen rollen.”
Maar bij het observeren gaat het niet alleen om exterieur, maar ook om karakter en gedrag. Zo weet Aline welke dieren na de weidegang direct aan het hooi beginnen te eten in de stal. “Dat zijn mijn ruwvoervreters.”
Aline en Peter werken biologisch en willen dus dieren die op weinig brok en met weidegang veel ruwvoer willen vreten en kunnen verwerken. “Ze moeten willen grazen en dat ook fysiek aankunnen. Soms moeten onze geiten wel 800 meter lopen voordat ze kunnen gaan grazen.”
Op karakter en gedrag fokken is moeilijk, maar Aline observeert het nauwgezet en zoekt dan vooral trends in moederlijnen. “Je hebt geiten die alles dramatisch doen: die zijn dramatisch ziek en gaan zelfs dramatisch dood. En je hebt er die denken: ik ga toch maar weer eens vreten. Zo zoek ik naar foklijnen die snel opkrabbelen en veerkracht (weerstand) hebben.”
Renske Jo 19 is hiervan een sprekend voorbeeld. Zij lamt af, zorgt hooguit tien minuten voor haar lammeren en loopt vervolgens naar het voerhek om te vreten. “Ik herinner me een lammerperiode dat ze vier lammeren kreeg, liggend aan het voerhek. En terwijl ze nog lag, stak ze haar kop door het hek en begon te eten. Van die dieren moet je het hebben.”
Observeren is ook wat Aline meteen doet als een lam geboren is. “Ik zie direct wat eruit groeit.”
Het observeren komt overigens niet alleen bij de fokkerij van pas. Aline kan aan houding en gedrag van een geit zien wat het dier mankeert. “Ik herken pensverzuring of bijvoorbeeld listeria. Ik zie het op tijd en we kunnen geiten daardoor vaak redden. In 2011 ging hier de laatste geit dood aan listeria. Sindsdien zie ik het op tijd en hebben we geen dode meer gehad.”
Peter heeft de melkstand taps toelopend geplaatst voor een goed overzicht. Administratie in de melkput; de stallijst met belangrijke gegevens van elke geit. De stal is eenvoudig, maar de geiten worden met veel liefde verzorgd.
Fokken: extreme dieren nodig
Om te fokken heb je wat extreme dieren nodig waarin de kenmerken die van belang zijn wat uitvergroot zijn. “Zorg dat je goed materiaal haalt en fok daaruit je eigen bok”, adviseert Aline. “Om een bokje te fokken die de gewenste kenmerken kan doorgeven moeten die kenmerken in zowel de moeder zitten als in de moeder van de vader. Gerichte inteelt om kenmerken vast te leggen kan daarbij helpen. Een bok is een fokmiddel, geen fokdoel.”
Aline haalt weer Renske Jo 19 (Merilla Jochem, 2009) aan, als voorbeeld van een extreme geit. “Ik kan me het moment nog herinneren toen ze, net geboren, achter haar moeder lag. Ik dacht direct: dit is iets aparts. Ze blijkt nu extreem in alles. Heeft een zeer goed skelet, fraai uier en een zeer hoge productie. Haar lactatie start met zeven liter. Ze staat altijd te vreten en haar stofwisseling is erg hoog, ze heeft het snel te warm. Ze is op alle fronten: bouw, fysiologie en karakter een zeer melktypische geit.”
Bovendien blijkt Renske Jo 19 die goede eigenschappen door te geven via haar zonen aan haar kleindochters. “Haar dochters vallen tegen. Dat zie ik wel vaker: goede geiten geven hun kenmerken beter door via hun zonen.”

Verkeerd gegokt
Nee hoor, niet alle keuzes die Aline maakt in de fokkerij zijn direct raak. “Zo vind ik het koppel van Dick Noordhuis een leuke, dat past hier volgens mij. Twee keer heb ik een bok van hem ingezet, maar het pakte niet uit zoals ik hoopte.”
En ook het inzetten van Merilla Willem II (2009) was niet direct een goede zet. “Als je een fokdoel voor ogen hebt, lukt het soms om in één keer een grote stap te maken door het inzetten van de juiste bokken. Hoe dichter je bij je fokdoel komt, hoe kleiner de stappen worden, en de kans op een grote stap achteruit wordt dan zelfs behoorlijk groter. Dat gebeurde ons met Merilla Willem II (2009)”, vertelt Aline.
“Gezien zijn afstamming kon die bok het in mijn ogen niet fout doen, ook al waren zijn lammeren niet helemaal mijn type, en ik zette hem enthousiast veel in. Maar zijn dochters werden smalle geiten met slechte uiers.”
Toch bleek achteraf dat Willem II ook nog wel iets goeds gedaan had, vindt Aline. Het beenwerk van zijn dochters is bovengemiddeld goed. En via zijn zonen Broeklander Wessel en Broeklander Wallace die Renske Jo 19 als moeder hebben, is die eigenschap verder verankerd in het koppel van Aline en Peter.
       
Peter en Aline zijn hevig teleurgesteld dat het er nu op lijkt dat hun ideaal geen verdere voortgang kent. Ze staan open voor elke oplossing.
Wilma Wolters
Geitenhouderij, juni 2018

 

WWW.WITTEGEITEN.ORG